Maismonitor Jaaroverzicht 2022
Maismonitor 10 november 2022
Droogte speelde ook dit jaar weer een grote rol
De maisoogst is achter de rug en momenteel worden de laatste kuilen ingestuurd voor voederwaardeonderzoek. Wanneer we terugkijken op het afgelopen seizoen blijkt dat de droogte ook dit jaar grote invloed heeft gehad.
Voorjaar was op één na zonnigste, droog en iets te zacht
In tegenstelling tot het voorjaar van 2021 wat zeer koud en nat was, was het voorjaar van 2022 juist zeer zonnig en droog. De zon was deze lente veelvuldig van de partij en dat resulteerde in de op één na zonnigste lente ooit. Het aantal zonuren kwam uit op 730 uur tegen 566 normaal. Ook was de lente droog. Gemiddeld over het land viel 106 mm tegen 154 normaal. Daarmee staat de lente van 2022 in de top-20 van droogste lentemaanden ooit gemeten. Met een gemiddelde temperatuur van 10,2 graden tegen 9,9 graden normaal was de lente iets aan de zachte kant.
Vanaf half april werd dan ook begonnen met mais zaaien. Op een aantal plaatsen was het zelfs aan de te droge kant om het zaad voldoende te laten aansluiten op het vocht in de grond. Door deze gunstige omstandigheden liep de ontwikkeling van de snijmaisplant het hele voorjaar ruim twee weken voor op vorig jaar.
Eén van de zonnigste zomers sinds het begin van de waarnemingen
Met landelijk gemiddeld 834 uren zon tegen een langjarig gemiddelde van 641 uur was de zomer extreem zonnig. Het aantal zonuren was een fractie minder dan in 1976. Dat jaar was met gemiddeld 837 uur zon, de zonnigste zomer sinds het begin van onze metingen.
De zomer was wel zeer droog. Na de natte juni waren juli en augustus, met beide gemiddeld maar 23 mm neerslag, zeer droge maanden. Eind augustus was het landelijk neerslagtekort opgelopen naar ongeveer 300 mm. Normaal is dat ruim 100 mm. Het neerslagtekort was het grootst in Limburg, de Achterhoek en Twente, de Kop van Noord-Holland en het zuidwesten.
Door het groot aantal zonuren en de zeer droge omstandigheden werden veel telers dan ook verrast met de snelle afrijping van de plant. In tegenstelling tot vorig jaar toen het nauwelijks mogelijk was om de snijmais vóór 1 oktober voldoende rijp te krijgen werd dit jaar al eind augustus de eerst snijmais geoogst en kwam in het zuiden van het land de maiscampagne in de eerste week van september op gang en werd er vanaf de tweede week van september in het hele land snijmais gehakseld.
Vogelschade
Met het wegvallen van Mesurol is de schade in snijmais als gevolg van de vogelvraat vanaf 2021 toegenomen. Ook afgelopen jaar werd er regelmatig vogelschade gemeld waarbij het een aantal percelen volledig overgezaaid moesten worden.
Uit ervaringen uit de praktijk bleek dat het aanrollen van een droge zaaibed aan te rollen. Maakt het voor kraaien veel minder aantrekkelijk. Het zaad is veel moeilijker uit de grond te liften.
Vraatschade door ritnaalden
Ook afgelopen jaar is er op veel percelen melding gemaakt van ritnaaldenschade. Ritnaalden of koperwormenzijn larven van de kniptor. De larven zijn donkergeel, hard en tot circa 2 cm lang. Schade door ritnaalden treedt voornamelijk op in de eerste drie teeltjaren na het scheuren van grasland en dan met name in het tweede jaar. De larven boren zich in de stengelvoet en de wortels. Veel jonge planten gingen als gevolg van de vraatschade dood. Toch viel de uiteindelijk schade aan opbrengst mee, omdat de andere planten meer licht en ruimte kregen met als gevolg meer bladmassa.
Zetmeelgehalte lager dan vorig jaar
In vergelijking met vorig jaar valt het zetmeelgehalte bij veel snijmaiskuilen tegen. Niet alleen bij de vroeg geoogste snijmais, ook bij de later geoogste snijmais. Vooral droogte tijdens de kolfzetting is daarvan de oorzaak. Vochttekort in die periode gaat ten koste van kolfzetting met als gevolg kleinere kolven. Wel zien we echter grote verschillen in de uitslagen. Daar waar er beregend kon worden is het zetmeelgehalte over het algemeen vergelijkbaar met vorig jaar.
De VEM is nagenoeg vergelijkbaar met vorig jaar. Aangezien het zetmeelgehalte lager is, komt de er een groter deel van de VEM uit de celwanden. Dat blijkt ook uit de verteerbaarheid van de celwanden (Vc-NDF) die ruim 4% hoger ligt. Dat betekent dat bij de voederwaarde berekening van snijmais de VEM meer uit het plantgedeelte komt.